HOOFDSTUK 93 Ad-Doehaa (DE VROEGE UREN)

GEOPENBAARD TE MAKKAH 11 verzen

Algemene opmerkingen:

Dit hoofdstuk vestigt de aandacht, op de geleidelijke verspreiding van het licht der zon van de Islam en krijgt daarom de titel van De Vroege Uren van de dag. De vorige twee hoofdstukken spreken metaforisch van de komst van de Heilige Profeet (s.a.w.) als de opkomst van de zon, en deze metafoor wordt in dit hoofdstuk voorgezet. Gelijk de zonneschijn onmiddellijk na zonsopgang niet ten volle glanst, zo zou de waarheid ook slechts van lieverlede in haar volle luister schitteren.

Biesmiellaahier - Rahmaanier - Rahiem.

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

1 Bij de glorie van de dag.

2 En bij de nacht als het donker is.

3 Uw Heer heeft u niet verlaten, noch is Hij mishaagd over u. 1422

5 En voorwaar uw Heer zal u geven, en gij zult tevreden zijn.

6 Vond Hij u niet als wees, en beschermde u? 1424

7 En vond Hij u niet zoekende en leidde Hij u? 1425

8 En vond Hij u niet in armoede en verrijkte u?

9 Daarom verdruk de wees niet,

10 En snauw de bedelaar niet af.

11 Maar maak de gunst van uw Heer bekend.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1422 De openbaring werd aan de Heilige Profeet (s.a.w.) bij gedeelten, en bijgevolg noodzakelijk bij tussenpozen, nedergezonden, en daarom kunnen deze verzen als een troost voor de Heilige Profeet (s.a.w.) worden opgevat, ingeval er een lange tussentijd was. Maar het verband toont aan, dat deze verklaring inderdaad profetisch is, aantonende dat Allah de Heilige Profeet (s.a.w.) nimmer zal verlaten, waarmee natuurlijk zijn godsdienst wordt bedoeld. En onder de huidige omstandigheden is het voor de Moeslims een even grote troost, als het was voor de Heilige Profeet (s.a.w.). Vs. 4 maakt deze betekenis duidelijk.

1423 Zulks is de waarheid; al wint zij na een zware strijd tegen de machten der valsheid slechts geleidelijk veld, toch gaat zij gestadig vooruit. Elk volgend ogenblik zou voor de Heilige Profeet (s.a.w.) beter zijn dan het voorafgaande, en dit bleek niet alleen tijdens zijn leven waar te zijn, maar blijft ook op dezen dag waar en zal voor eeuwig blijven.

1424 De vader van de Profeet (s.a.w.) stierf omstreeks drie maanden voor zijn geboorte.

1425 Dat dwalen hier niet de betekenis is van daall, wordt afdoend aangetoond door 53 : 2, dat zegt: "Uw metgezel dwaalde niet". Iemand nu, van wie op de ene plaats gezegd is, dat hij nooit dwaalde, zou op de andere niet beschreven kunnen zijn als iemand die dwaalde, terwijl beide openbaringen ongeveer tot hetzelfde tijdperk behoren. Het verband maakt dit ook duidelijk, Vss. 6, 7 en 8 staan respectievelijk in nauw verband met vss. 9, 10 en 11; vs. 6 zegt de Heilige Profeet (s.a.w.), dat hij zelf een wees was, en de gevolgtrekking, dat hij bijgevolg de wezen niet onderdrukken moest, wordt in vs. 9 gemaakt; evenzo spreekt vs. 8 van de Goddelijke gunst jegens hem door hem van gebrek te bevrijden, en vs. 11 wordt de gevolgtrekking gemaakt, dat hij daarom de Goddelijke gunst jegens hem moest aankondigen. Vs. 10 nu spreekt duidelijk van hem die vraagt om naar de waarheid te worden geleid, of in het algemeen een verzoeker, die de hulp van een ander nodig heeft, daar hij zelf niet in staat is iets te doen of een taak te ondernemen. De Heilige Profeet (s.a.w.) was ongetwijfeld een saa’il in die zin. Hij aanbad geen afgoden, maar ook zou hij, zonder Allah’s hulp, de weg die tot de wedergeboorte van zijn volk leidde en waar zijn ziel zo vurig naar smachtte, niet kunnen vinden. Vandaar: hij kon alleen de weg niet zien, en het woord daall, betekent iemand, die verward was en alleen de weg niet kon zien. We werkelijke betekenis van het woord is dus, dat Allah de Heilige Profeet (s.a.w.) naar de weg vond zoeken en niet in staat om zelf en weg uit te duiden, en bijgevolg leidde Hij door Goddelijk licht.