De Dageraad, editie jan-feb-mrt 2002


Redactioneel
De Hadj
Abraham: aartsvader der gehele mensheid?
Zijn dromen bedrog?
Izak ... of Ismaël?
De afscheidspreek van de Heilige Profeet Muhammad
'Reisavontuur'

Colofon
 


REDACTIONEEL

Beste lezers,

Vrede zij met u.

Deze editie is speciaal gewijd aan de Islamitische bedevaart, de Hadj, welke dit jaar op of omstreeks 20 februari van start gaat.

Per heden zal van ons blad ook een Engelstalige editie verschijnen, dit op verzoek van lezers uit het buitenland. Voor het samenstellen van de artikelen in het Engels heeft zr. Nadara Khan uit Trinidad haar medewerking toegezegd. Moge de Almachtige haar daarvoor zegenen.

Wij wensen u veel leesplezier, en alvast ‘Īd mubarak en shubh holi, toe.


DE HADJ

Bedevaart naar het Huis van Allāh

De jaarlijkse bedevaart te Mekka, de Hadj, welke dit jaar op of omstreeks 20 februari officieel van start gaat, is een verplichting voor hen die fysiek en financieel in staat zijn het te verrichten. Niettemin gaan er elk jaar ongeveer twee miljoen mensen naar Mekka vanuit elke uithoek van de wereld, hetgeen een unieke gelegenheid biedt voor mensen van verschillende naties om elkaar te ontmoeten. Hoewel Mekka altijd boordevol bezoekers is, begint de jaarlijkse Hadj in de twaalfde maand van het Islamitische jaar, Dhu-l-Hidjah genaamd (die een maanmaand is en geen zonnemaand, zodat de Hadj soms in de zomer en soms in de winter valt). De pelgrims dragen speciale kleren (ihrām), eenvoudige kleding die het onderscheid tussen klassen en culturen uitwist, zodat allen als gelijken voor God staan.

De afsluiting van de Hadj wordt gekenmerkt door een feest, de ‘Īd ul-Adhā, die met gebeden en het offeren van een dier wordt gevierd. Deze, en de ‘Īd ul-Fitr, de feestdag die het einde van de vastenmaand Ramadān gedenkt, zijn de belangrijkste feesten in de Muslimkalender.

Hieronder worden de rituelen van de `Umrah en de Hadj beschreven.

De `Umrah

Algemeen

De `Umrah (soms aangeduid als de Kleine Bedevaart) bestaat uit het uitvoeren van een stel van vrome rituelen in de Masdjid al-Harām te Mekka. Deze rituelen vormen ook een essentieel deel van de Hadj. Men kan de `Umrah op elk tijdstip van het jaar, en zoveel keren als men wenst, verrichten.

De volgende zijn de essentiële onderdelen van de `Umrah:

1. zich verkleden in de ihrām bij Mīqāt (grens), gevolgd door het uitspreken van de intentie (niyyah) om de `Umrah te verrichten, en het daarna veelvuldig opzeggen van de Talbiyah [labbaika etc., z.o.z.];

2. de Tawāf al-`Umrah om de Ka`bah, gevolgd door twee rakāt sunnagebed, en het drinken van het water van Zamzam;

3. het verrichten van de Sa`y;

4. de Halq [scheren v/h hoofd] of Taqsīr [kortknippen v/h hoofdhaar], gevolgd door het zich verkleden in normale kleding.

Met deze handelingen is de `Umrah voltooid.

De Hadj

Algemeen

De Hadj bestaat uit een stel vrome rituelen in en rond Mekka, (d.i., in Minā, `Arafāt en Muzdalifah) in een voorgeschreven volgorde. De rituelen van de `Umrah, zoals hierboven beschreven, vormen een essentieel onderdeel van de Hadj.

Verschillende vormen van de Hadj

Er zijn drie verschillende vormen van de Hadj die de pelgrim kan verrichten: Hadj al-Ifrād, Hadj al-Qirān en Hadj al-Tamattu`. Allemaal omvatten in essentie dezelfde rituelen en daden van aanbidding. Het verschil bestaat hoofdzakelijk uit het uitspreken van de niyyah (intentie) bij Mīqāt.

Tawāf

De devote daad van de rondgang om de Ka`bah onder het opzeggen van gebeden en smeekbeden, wordt Tawāf genoemd. Zeven ronden om de Ka`bah voltooien één Tawāf.

Verschillende vormen van Tawāf

De pelgrim kan vijf verschillende vormen van Tawāf verrichten:

1. De Tawāf al-Qudūm is de eerste Tawāf die men zal verrichten bij aankomst van de Masdjīd al-Harām in Mekka.

2. De Tawāf al-Ifādah is de Tawāf die de pelgrim zal verrichten op de tiende dag van Dhu-l-Hidjah, nadat hij zijn ihrām heeft uitgetrokken en in zich in normale kleding heeft verkleed, en voordat hij naar Minā is teruggekeerd voor het stenigen.

3. De Tawāf al-Wadā` (De Afscheids-Tawāf) is de Tawāf die de pelgrim zal verrichten onmiddellijk voordat hij Mekka verlaat voor de volgende bestemming. Dit is de laatste handeling die men in Mekka verricht.

4. De Tawāf al-`Umrah is de Tawāf die men verricht als onderdeel van de rituelen van de `Umrah. Het is in essentie identiek aan de Tawāf al-Qudūm met uitzondering van de niyyah.

5. De Tawāf al-Nafl is een Tawāf uit vroomheid die men op elk moment kan verrichten.

Sa`y

Algemeen

De devote daad van het zeven maal lopen tussen de heuveltjes van Safā en Marwah, die op enige afstand van de Ka`bah zijn gesitueerd binnenin de Masdjīd al-Harām, wordt Sa`y genoemd.

Volgens de traditie liet de profeet Abraham zijn vrouw, Hagar, en zoon, Ismaël (nog een kind), in de woestijn achter, vlakbij waar heden de Ka`bah zich bevindt, als gevolg van een Goddelijke openbaring. Helaas hadden zijn vrouw en zoon weinig proviand bij zich. Toen haar karige voorraad water was uitgeput en haar zoon het begon uit te schreeuwen van de dorst, begon Hagar naar water te zoeken. In haar wanhoop rende zij meermalen tussen de heuveltjes van Safā en Marwah op en neer en besteeg deze om een beter uitzicht te krijgen op het landschap, en misschien ook om te zien of er een reiziger te bekennen was. Toen zij bij haar zoon terugkeerde na enkele malen op en neer te hebben gerend, ontdekte zij dat vlakbij het kind op wonderbaarlijke wijze een bron was ontsprongen. Deze bron, Zamzam genaamd, ligt heden ten oosten van de Ka`bah binnenin de Masdjid al-Harām.

De pelgrim zal in de voetstappen van Hagar treden tijdens de Sa`y, ter herdenking van haar speurtocht naar water en de genade van Allāh in het verhoren van haar gebeden via het wonder van Zamzam.

Minā, `Arafāt, en Muzdalifah (8e - 13e dag van Dhu-l-Hidjah)

De rituelen die men te Minā, `Arafāt en Muzdalifah moet verrichten, vormen een essentieel deel van de Hadj.

De pelgrim zal in de volgende volgorde te Minā, `Arafāt en Muzdalifah verblijven:

1. Minā: Na het Fadjr (ochtend)-gebed op de 8e dag tot na het Fadjrgebed op de 9e dag van Dhu-l-Hidjah;

2. `Arafāt: na het Fadjrgebed op de 9e dag van Dhu-l-Hidjah tot iets na de zonsondergang op dezelfde dag;

3. Muzdalifah: na de zonsondergang van de 9e dag van Dhu-l-Hidjah tot na het Fadjrgebed op de 10e dag van Dhu-l-Hidjah;

4. Minā en Mekka: van de 10e tot de 13e dag van Dhu-l-Hidjah.

(1) `Arafāt

De pelgrim zal vóór de middag arriveren te `Arafāt. De Hadj zal niet voltooid zijn zonder de Qiyām al-`Arafāt, overeenkom-stig de sunna van de Profeet Muhammad (vrede zij met hem). Men dient zoveel mogelijk tijd door te brengen aan gebeden en het gedenken van Allāh.

(2) Muzdalifah

De pelgrim zal in de buitenlucht verblijven te Muzdalifah. Hij zal hier zeventig steentjes verzamelen voor het stenigingsritueel (indien hij deze niet reeds te Minā heeft verzameld).

De pelgrim zal te Muzdalifah overnachten en het Fadjrgebed aldaar verrichten. Daarna zal hij, vóór zonsopkomst, naar Minā vertrekken (in de ochtend van de 10e Dhu-l-Hidjah).

(3a) Minā (10e dag van Dhu-l-Hidjah)

De rituelen die men op deze dag moet verrichten, zijn als volgt. De grootste van de drie pilaren, die de duivel symboliseren, zal bij voorkeur vóór de middag zeven maal gestenigd worden. Een offer is nu vereist voor de Hadj al-Qirān en de Hadj al-Tamattu`, en wordt aanbevolen voor de Hadj al-Ifrād. De pelgrim zal nu doortrekken na de Masdjid al-Harām te Mekka voor de Tawāf al-Ifādah en daarna terugkeren en tot de 12e of de 13e van Dhu-l-Hidjah te Minā verblijven voor het stenigingsritueel.

(3b) Minā (van de 11e tot de 13e van Dhu-l-Hidjah)

Men zal op alle drie dagen na de middag alle drie pilaren stenigen. De steniging op de 13e van Dhu-l-Hidjah is vrijwillig. De pelgrim mag na deze ceremonie op de 12e dag van Dhu-l-Hidjah naar Mekka terugkeren om de afscheids-Tawāf (Tawāf al-Wadā`) te verrichten, hetgeen hij zal doen net voordat hij Mekka verlaat naar de volgende bestemming.

De Hadj gedenkt het offer van de profeten Abraham en Ismaël en vrouwe Hagar

Eén uniek aspect van de bedevaartrituelen is dat er in deze belangrijke vorm van aanbidding geen enkele gedenkwaardige gebeurtenis, die betrekking heeft op het leven van de Stichter van de Islām, de Heilige Profeet Muhammad (vrede zij met hem), in de Hadjrituelen is opgenomen. Het offeren van een dier is een eerbetoon aan de opofferingsgeest die de profeet Abraham toonde, toen hij bereid was zijn zoon Ismaël te offeren in gehoorzaamheid aan het Goddelijk bevel. De rondgangen om de Ka`bah zijn als eerbetoon aan Abraham en Ismaël voor het herbouwen van de Ka`bah. De Sa`y, het heen en weer rennen tussen de twee heuveltjes van Safā en Marwah, is een eerbetoon aan het geduld en de vastberadenheid die vrouwe Hagar, de moeder van Ismaël, toonde. Het gooien van de steentjes naar de drie pilaren, Satan symboliserende, is een eerbetoon aan het verzet dat Abraham bood aan de pogingen van Satan om hem af te brengen zijn zoon te offeren, toen hij hem naar de plaats van offer bracht.

En ook wanneer wij aan het einde van ieder gebed de darūd (aanroepen van Allāh’s zegeningen) opzeggen ten gunste van de Stichter van de Islām, de heilige profeet Muhammad (vrede zij met hem), zeggen wij ook met dezelfde geestdrift en ijver de darūd op voor de profeet Abraham (vrede zij met hem).

Eenheid onder de Muslims

Door de Hadj tot een bepaalde periode te beperken, heeft Allāh ongetwijfeld ten doel gehad de eenheid onder de Muslims te versterken. Inderdaad beveelt Allāh de Muslims om een eenheid te vormen (Qur’ān 6:160, 61:4, 3:102 e.a.). Het is derhalve spijtig dat bepaalde Muslimgroeperingen hun Muslimbroeders tot kāfirs (ongelovigen) bestempelen en hen ervan weerhouden de Hadj te verrichten, ondanks het feit dat Allāh in de Qur'ān (4:94) vermeldt:

“En zeg niet tot iemand die u vrede aanbiedt: u bent geen gelovige.”

En ondanks het feit dat de Qur'ān (22:25) de Muslims waarschuwt om anderen niet tegen te houden hun religieuze plichten te vervullen:

“Waarlijk, (aangaande) degenen die niet geloven en (de mensen) afhouden van de weg van Allāh en van de Heilige Moskee, welke Wij voor alle mensen gelijk hebben gemaakt, ... en wie daarin onrechtvaardig tot onrecht neigt, hem zullen Wij een pijnlijke straf doen smaken.”

En ondanks de traditie van de profeet Muhammad:

“Wie zegt: ‘Niets is aanbidding waard, behalve Allāh’, zich tijdens de gebeden naar onze Qiblah wendt, bidt zoals wij dat doen en het van ons geslachte dier eet, is een Muslim, en hij heeft dezelfde rechten en plichten, die andere Muslims hebben.” (Bugārī)

En tot slot zou ook Qur’ân 2:113 interessant kunnen zijn:

“En de Joden zeggen: de Christenen volgen niets (goeds), en de Christenen zeggen: de Joden volgen niets (goeds), terwijl zij hetzelfde Boek reciteren. Insgelijks zeggen degenen die geen kennis hebben, de gelijke van hetgeen dezen zeggen ...”

Bronnen:
- De Heilige Qur’ān
- SoundVision.com
- Speech van br. Nasir Ahmad, B.A. LL.B

Meer lezen over de Hadj? Klik hier.


ABRAHAM: AARTSVADER DER GEHELE MENSHEID?

De Qur’ân vermeldt dat de Ka`bah het eerste Huis van aanbidding op aarde was. Ook historische bewijzen getuigen hiervan. De islam koos dus als haar centrale heiligdom een plaats die van betekenis is in de geschiedenis van de religie van de gehele mensheid. Zo ook heeft de islam de oude bedevaart naar de Ka`bah geaccepteerd en geen nieuwe ceremonie ingesteld.

Dit bewijst dat de islam de aandacht wenst te vestigen op de wortels van de religie en haar oorspronkelijke beginselen. Naarmate de mensheid zich verder ontwikkelde en aparte volkeren verschenen, stonden er verschillende profeten op in elk volk die religieuze leringen overbrachten, specifiek toegepast op lokale omstandigheden. Naarmate de tijd verstreek en deze godsdiensten zich onafhankelijk ontwikkelden, gingen zij uiteen zowel voor wat betreft de basisbeginselen als hun wortel. Teneinde deze uiteengegane godsdiensten opnieuw te laten samenkomen, zond de Goddelijke wijsheid de laatste openbaring naar de plaats waar voor het eerst een religieus monument was gebouwd, om de mensheid terug te roepen naar de oorspronkelijke beginselen van de religie – de eenvoudige fundamenten, zoals aan de profeet Abraham geopenbaard, en die verloren waren gegaan in een doolhof van religieuze doctrines, ceremoniën en controverses.

Zijn het slechts de Muslims die tot de oorsprong worden teruggeroepen? Neen, zowat alle grote godsdiensten hebben een bepaalde binding met Abraham, zoals hieronder zal blijken.

Islām

De Islām kent aan de profeet Abraham een zeer hoge status toe. Zo zien wij in de Heilige Qur’ān staan:

“Vrede zij over Abraham. Alzo belonen Wij degenen die het goede doen. Waarlijk, hij was één van onze gelovige dienaren.” (37:109-111)

“En wie heeft een betere godsdienst dan hij, die zich algeheel aan God onderwerpt? En hij is de weldoener (van anderen) en volgt het geloof van Abraham, de oprechte, en God nam Abraham tot vriend.” (4:125)

Volgens de Qur’ān is Abraham dus de vriend van Allāh en verder de vader van de profeten Ismaël en Izak en de grootvader van o.a. de profeet Jakob (6:85-87). Hij is tevens één van de voorvaderen van de profeet Muhammad (vrede zij met hem).

Volgens de Qur’ān (4:150 e.a.) dient een Muslim in alle profeten te geloven: Mozes, Jezus, enz. en dus ook in Abraham.

De Muslims verrichten hun dagelijkse gebeden met het gelaat gericht in de richting van Mekka, de plaats waar het oudste gebedshuis op aarde, de Ka'aba, werd herbouwd door Abraham en zijn zoon Ismaël. Over deze Ka'aba zegt Allāh in de Qur’ān 3:95-96:

“Waarlijk, het eerste huis voor de mensen bestemd, is dat te Bekka, gezegend en een leiding voor de volkeren. Daarin zijn duidelijke tekenen: de standplaats van Abraham, en wie die binnentreedt zal veilig zijn ...”.

Vele rituelen van de bedevaart zijn te herleiden tot de profeet Abraham. Zo kennen we het heen en weer lopen tussen de heuvels Safā’ en Marwah, ter nagedachtenis aan Abrahams echtgenote Hagar, die op zoek was naar water voor haar zoon Ismaël.

Verder is ook nog het gebeuren bekend, waarbij Abraham werd opgedragen zijn zoon Ismaël (volgens de Bijbel: Izak) te offeren omwille van Allāh. Op het laatste moment werd hij door Allāh ervan weerhouden zulks te doen en hij offerde een dier in plaats van zijn zoon. Het is dit feit, dat Muslims wereldwijd gedenken tijdens het offerfeest.

Jodendom

Ook het Jodendom kent aan Abraham een belangrijke plaats toe. Volgens “A Concise Encyclopedia of Judaism” van Dan Cohn-Sherbok (Oneworld Publications, 1998) is de profeet Abraham de vader der Joden. Ook vermeldt de Bijbel dat hij de zoon is van Terah en de vader van Ismaël, die werd geboren uit Hagar, en van Izak, die werd geboren uit Sarah.

Na Ur der Chaldeeën verlaten te hebben reisde Abraham naar Kanaän, bezocht Egypte en ging terug naar Hebron. God verscheen aan hem in een visioen en beloofde Abraham dat zijn nakomelingen het land zouden erven. Gods verbond met Abraham wordt benadrukt in het ritueel van de besnijdenis.

God beproefde Abraham’s geloof door hem te vragen zijn zoon Izak te offeren (Gen. 11:31, 12:7, 17, 11:26, 25:10).

Christendom

Volgens de “Catholic Encyclopedia” volume 1 (1999, Kevin Knight, online versie) en het Nieuwe Testament (Joh. 8:33 en 39) stamt Jezus Christus af van Abraham.

“A Concise Encyclopedia of Christianity” (Geoffrey Parrinder) beschouwt Abraham als een grote Hebreeuwse patriarch en als de gemeenschappelijke spirituele vader van de Abrahamistische religies: Jodendom, Christendom en Islām, terwijl Lukas 16:22 uit het Nieuwe Testament Abraham symboliseert als zijnde het Paradijs.

We zien dus dat de Islām, het Jodendom en het Christendom aan de profeet Abraham grote waarde hechten.

Hindoeïsme

Volgens het boek ‘Muhammad in World Scriptures’ (vol. 2) van maulāna Abdul Haq Vidyarthi is de Abraham uit de Bijbel en de Qur’ān dezelfde figuur als de Brahma uit het Hindoeïsme. Hij maakt een zeer interessante vergelijking, die wij hieronder heel summier aanhalen:

- De gelijkenis in naam: Abraham en Brahma;

- Abraham wordt gezien als de aartsvader; de vader van de Israëlieten (via zijn zoon Izak) en de Arabieren (via zijn zoon Ismaël); zo wordt ook ‘Brahmadji’ gezien als de vader der mensheid, ofwel de eerste der goden (Mundak Upanishad);

- Volgens Gopath Brahmana bad Brahma voor nageslacht; zo bad ook Abraham volgens Gen. 15:1-4 en Qur’ān 37:100 voor nageslacht;

- Abraham kreeg twee zonen, Ismaël en Izak; evenzo kreeg Brahma twee zonen, Atharva en Angiras (Gopath Brahmana);

- Zowel Abraham als Brahma kreeg nageslacht pas op hoge leeftijd (Gen. 15:2-4 en Gopath Brahmana 1:1);

- Abraham had twee echtgenotes, Sara en Hagar; zo had ook Brahma twee echtgenotes, Saraswati (let op de gelijkenis in de naam) en Parvati; deze laatste naam betekent hetzelfde als Hagar, namelijk ‘rots’ of ‘heuvel’.

We zouden dus voorzichtig kunnen concluderen, dat Abraham de aartsvader is geweest volgens vier grote godsdiensten op de wereld: het Hindoeïsme, het Jodendom, het Christendom en de Islām. En als de bedevaart naar het oudste gebedshuis op aarde beoogt alle godsdiensten naar hun oorsprong terug te brengen, betekent dat niets anders dan dat de mensen moeten inzien dat de oorsprong en de basisleerstellingen van alle godsdiensten dezelfde zijn. Indien men eenmaal tot dat inzicht komt, zullen de vele religieuze conflicten op deze aardbol allemaal zonder enig fundament blijken te zijn!

Bronnen:
- www.soundvision.com
- Muhammad in World Scriptures (Abdul Haq Vidyarthi)
- The Light, editie jan-feb 1992


ZIJN DROMEN BEDROG?

In de rituele aanbidding tijdens de Hadj wordt er, naast de verplichte gebeden (salāt), grote nadruk gelegd op het loven van Allāh’s grootheid en het verheerlijken van Zijn lof, en dit is waarom, wanneer wij de Qur'ānverzen bestuderen die betrekking hebben op de Hadj, de woorden fa-dhkuru-llāh (derhalve, gedenk Allāh) vijf maal worden gebruikt voor deze daad van aanbidding in plaats van het gebruikelijke woord ‘salāt. Het blijft een feit dat er tijdens de Hadj in werkelijkheid een onophoudelijke bevestiging is van de tauhīd (Eenheid van Allāh), en de totale bereidheid van iemand om Allāh’s geboden te gehoorzamen. Deze rituelen duiden op het buitengewone gevoel van dienstbaarheid en volmaakte gehoorzaamheid van de mens aan zijn Heer, en dit is waarom deze daad van aanbidding zo’n belangrijke positie heeft ingenomen.

De profeet Abraham vervult de droom

Houd in dit verband in gedachten dat een droom altijd onderworpen is aan interpretatie, omdat hetgeen men ziet in een droom geheel symbolisch is en de achterliggende realiteit anders kan zijn. Jozef bijvoorbeeld zag in een droom dat elf sterren en de zon en de maan zich voor hem neerbogen (12:4). Vervolgens zag één van zijn twee medegevangenen tijdens gevangenschap in zijn droom dat hij druiven aan het persen was, en de ander zag dat hij brood op zijn hoofd droeg, waarvan de vogels aten (12:36). Ook zag de koning van Egypte in een droom zeven vette koeien, die zeven magere verslonden, en zeven groene aren en zeven droge (12:43). De interpretatie van Jozefs droom bleek te zijn dat zijn verraderlijke broers, de koning en andere leden van de heersende klasse, zich uiteindelijk voor hem zouden buigen. Tegen één van zijn medegevangenen zei hij dat hij in vrijheid zou worden gesteld en de koning zou dienen, en aan de ander werd verteld dat hij aan het kruis zou worden gehangen (12:41). Evenzo vertelde hij de koning dat zijn droom betekende dat er zeven jaren van droogte en schaarste zouden zijn, en de manier om te overleven werd ook in de droom zelf beschreven. In dit verband geven wij hieronder de Qur'ānische versie van de interpretatie:

“Hij zei: U zult zeven jaren als gewoonlijk zaaien; wat u dan oogst, laat het in zijn aar, behalve een weinig, waarvan u eet! Dan zullen daarna zeven harde jaren komen, die weg vreten zullen al wat u van tevoren voor hen hebt opgelegd, behalve een weinig van wat u zult hebben bewaard. Dan zal daarna een jaar komen, waarin de mensen regen zullen hebben en waarin zij (druiven) zullen persen.” (12:47-49)

Bekijk nu de uiterlijke beschrijvingen of gebeurtenissen die in de droom werden getoond en zie hoe de interpretatie ervan iets heel anders bleek te zijn. Houd ook in gedachten dat toen Jozef zijn droom aan zijn vader, Jakob, vertelde, die zelf een profeet was, hij de droom niet letterlijk nam. Eerder nog zegt de Heilige Qur'ān ons dat er een aanwijzing aan Jakob werd gegeven van de gebeurtenissen die Jozef zouden overvallen, en van de hoge geestelijke positie die aan hem zou worden geschonken, hoewel hij op dat moment niet geheel op de hoogte ervan werd gesteld. Maar hij doorgrondde tegelijkertijd de belangrijkheid van de droom, dat zijn zoon later een profeet zou worden, en dus gaf hij zijn zoon raad. Dit is in de volgende woorden in de Heilige Qur'ān vermeld:

“Hij zei: O mijn zoon, verhaal uw visioen niet aan uw broeders, opdat zij geen samenzwering tegen u smeden; waarlijk, de duivel is voor de mens een openlijke vijand. En zo zal uw Heer u kiezen en u de uitleg van gezegdes onderwijzen en aan u en aan de kinderen van Jakob Zijn gunst voltooien, zoals Hij die voorheen aan uw vaderen, Abraham en Izak, voltooide. Waarlijk, uw Heer is Wetend, Wijs.” (12:5-6)

De kennis van het Ongeziene wordt aan de profeten en de rechtschapenen gegeven via dromen, visioenen, openbaringen en inspiraties. Soms zijn deze aanwijzingen in de vorm van een droom en soms kunnen deze expliciet via woorden en boodschappen uitgedrukt worden. Maar deze mensen hebben onder alle omstandigheden een sterk geloof en een volmaakt vertrouwen in Allāh, en hun geest van gehoorzaamheid is vast en blijvend. Allāh bleef namelijk aan Jakob berichten geven over Jozef en dit is waarom, toen Jozefs broers het klaarspeelden om hun jongere broer Benjamin te laten arresteren wegens beschuldiging van diefstal en zij bij terugkeer hun vader inlichtten over dit voorval, de weerslag die het bericht had op Jakob als volgt in de Heilige Qur'ān wordt gesteld:

“En hij wendde zich van hen af, en zei: O mijn verdriet over Jozef! En zijn ogen waren (met tranen) gevuld vanwege de smart, en hij onderdrukte (die). Zij (de broers) zeiden: Bij Allāh! U zult niet ophouden Jozef te gedenken, totdat u aan een voortdurende ziekte ten prooi valt, of tot u één van degenen bent, die vergaan. Hij zei: Ik beklaag mij slechts over mijn verdriet en smart bij Allāh, en ik weet van Allāh, wat u niet weet.” (12:84-86)

Zojuist is een gedetailleerde uitleg gegeven van dromen en hun interpretaties en de gebeurtenissen, die Jozef en Jakob overvielen zoals deze in de Heilige Qur'ān worden gesteld, teneinde te verduidelijken dat dromen altijd zijn samengesteld uit aanwijzingen en toespelingen, en geïnterpreteerd en uitgelegd dienen te worden. Maar Abraham en Ismaël waren zo enthousiast en waren zo doordrenkt met een buitengewoon gevoel van gehoorzaamheid en onderwerping aan de wil van Allāh, dat zij de droom letterlijk namen en zich gereed maakten om ernaar te handelen.

Zie nu hoe Allāh dit buitengewoon prijzenswaardige besluit van Abraham waardeert – een besluit dat hij nam als reactie op een zware beproeving waarvoor Allāh hem stelde – en hoe Hij hem beloonde voor zo’n voortreffelijke getrouwheid:

“Waarlijk, dit is een duidelijke beproeving. En wij kochten hem met een groot offer vrij. En Wij vereeuwigden (de lof) voor hem onder de latere geslachten. Vrede zij over Abraham.” (37:106-109)

En in het volgende vers geeft Allāh ons de verzekering, dat Hij aan een ieder die edele daden verricht altijd een overvloedige beloning schenkt: “Zo belonen Wij degenen die het goede doen”. En het is een levende realiteit dat dit offer zo zeer werd gewaardeerd, dat aan de herinnering van deze offerdaad van Abraham en Ismaël een eeuwige erkenning werd gegeven door het als een verplicht gedeelte van de bedevaartsrituelen te maken. Ook werd het zeggen van twee rakāt gebed bij de Maqām al-Ibrāhīm (de plaats waar Abraham stond) tot een verplicht gedeelte van het bedevaartsritueel gemaakt. Daarnaast werden de rondgangen om de Ka`bah, en de sa`y (het rennen tussen de heuveltjes Safā en Marwah), ook verplicht gemaakt.

Moge Allāh ons de kracht geven om het pad van rechtschapenheid te bewandelen en goed te doen tegenover anderen. En moge Hij ons ook in staat stellen onszelf te doordringen van de geest van onderwerping en opoffering in het gehoorzamen van Zijn geboden. Dit is de belangrijke les die de ‘Īd ul-Adhā ons tracht over te brengen om een beter en deugdzamer leven te leiden. Moge Allāh ons allen zegenen.

Uit: artikel van br. Nasir Ahmad B.A. LL.B
(samengevat door de redactie)


izak ... of ismaël?

Omstreeks eind februari 2002 zal door de Muslims over de gehele wereld het offerfeest worden gevierd, waarbij het feit wordt herdacht dat Abraham van God de opdracht kreeg om zijn zoon te offeren. Toen Abraham op het punt stond die daad ten uitvoer te brengen, liet God hem echter weten dat hij dat offer niet meer hoefde te volbrengen, aangezien zijn rechtschapenheid reeds bewezen was. Abraham mocht in plaats van zijn zoon een dier offeren.

Echter stelt de Qur’ān niet expliciet dat Abraham in plaats van zijn zoon een dier moest offeren. Er staat slechts vermeld: “En Wij kochten hem met een groot offer vrij”. Het feit dat een dier werd geofferd, blijkt wel uit de Bijbel en uit de overleveringen van de profeet Muhammad (vrede zij met hem).

Izak of Ismaël?

Evenzo stelt de Qur’ān niet expliciet dat het Ismaël was, die door Abraham diende te worden geofferd. Er staat slechts vermeld dat Abraham zijn zoon diende te offeren. We zien in 37:102 staan:

“En toen hij (de leeftijd) van het werken met hem bereikt had, zei hij: O mijn zoon! Voorzeker heb ik in mijn droom gezien, dat ik u ten offer breng; overweeg dan wat u ziet. Hij zei: O mijn vader! Doe wat u bevolen is; indien het Allāh behaagt, zult u in mij één van de lijdzamen vinden.”

Wel kan uit een aanhaling enkele verzen verder (37:112) worden geconcludeerd, dat Izak na deze gebeurtenis werd geboren en dat het dus Ismaël geweest moet zijn, die volgens 37:102 geofferd had moeten worden.

De Bijbel spreekt zichzelf tegen wanneer het over deze gebeurtenis vertelt. Het Oude Testament stelt duidelijk, dat Abraham “zijn enige zoon Izak” (en dus niet Ismaël) had moeten offeren:

“En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, die Ik u zeggen zal.” (Gen. 22:2)

“Door het geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd.” (Hebr. 11:17)

Wij zullen nu onderzoeken of Izak, volgens de Bijbel, ten tijde van het offer de eniggeboren zoon van Abraham was.

“En Abram was zes en tachtig jaren oud, toen Hagar Ismaël aan Abram baarde.” (Gen. 16:16)

“En Abraham was honderd jaren oud, toen hem Izak zijn zoon geboren werd.” (Gen. 21:5)

Uit deze aanhalingen blijkt dus, dat eerst Ismaël werd geboren en pas veertien jaar later Izak. Als Abraham zijn eniggeborene moest offeren, kan dat dus alleen maar Ismaël zijn geweest.

Ook blijkt uit Gen. 17:23-26 (zie verder) dat Abraham en Ismaël werden besneden, toen Abraham 99 jaar oud was. Izak wordt aldaar niet genoemd; nog een aanhaling waaruit kan worden geconcludeerd dat deze toen nog niet geboren was.

Verder blijkt uit Gen. 21:4 dat Izak acht dagen na de geboorte werd besneden, zoals God Abraham geboden had; toen Abraham het gebod tot besnijdenis ontving, was Izak dus nog niet geboren.

Had Abraham Ismaël lief?

Maar hoe spelen de bijbelschrijvers het steeds weer klaar ons ervan te overtuigen dat Izak, en niet Ismaël, geofferd moest worden? Vaak wordt gesteld, dat Abraham zijn enige zoon die hij liefhad moest offeren en dat dat Izak was (Gen. 22:2: zie eerder). Met andere woorden: Abraham had Ismaël niet lief. Laten wij nagaan wat de Bijbel hierover vermeldt.

“En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismaël mocht leven voor Uw aangezicht!” (Gen. 17:18)

“En zij (Sara) zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon van deze dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven. En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, vanwege zijn zoon.” (Gen. 21:10-13)

Uit deze aanhalingen blijkt, dat Abraham ook Ismaël liefhad.

Was Ismaël een verworpene?

Er zijn weer andere theologen die menen dat het offer, dat Abraham moest brengen, slechts op Izak betrekking kan hebben en niet op Ismaël, aangezien laatstgenoemde volgens hen als een verworpene dient te worden beschouwd, omdat hij niet uit Abrahams echtgenote Sara werd geboren, maar uit de dienstmaagd of slavin Hagar (een reden hiervoor is dat deze theologen de profeet Muhammad, zijnde een afstammeling van Ismaël, niet als profeet wensen te erkennen). De Bijbel echter beschouwt Ismaël als één der rechtschapenen:

“En aangaande Ismaël heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem gezegend, en zal hem vruchtbaar maken, en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen.” (Gen. 17:20)

“Sta op, hef de jongen op, en houd hem vast met uw hand; want Ik zal hem tot een groot volk stellen.” (Gen. 21:18)

Ook zien we dat het verbond, dat God met Abraham sloot, ook voor Ismaël gold:

“Voorts zeide God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten. Dit is Mijn verbond, dat gij houden zult tussen Mij, en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u besneden worde. En gij zult het vlees van uw voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en u.” (Gen. 17:9-11)

“Toen nam Abraham zijn zoon Ismaël, en al de ingeborenen van zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees van hun voorhuid, juist op dezelfde dag, zoals God met hem gesproken had. En Abraham was oud negen en negentig jaren, toen hem het vlees van zijn voorhuid besneden werd. Juist op deze zelfde dag werd Abraham besneden, en Ismaël, zijn zoon.” (Gen. 17:23-26)

Wij zien dus dat, volgens de Bijbel, Ismaël de eerstgeboren zoon van Abraham was, dat Abraham ook Ismaël liefhad en dat Ismaël zeker geen verworpene was. Als de Bijbel stelt dat Abraham zijn eerst-geborene moest offeren, kan dat volgens bovengenoemde aanhalin-gen slechts Ismaël geweest zijn.

De historie staaft dit feit. Het zijn inderdaad de Muslims die dit offer van Abraham reeds eeuwenlang gedenken, en de reden hiervoor is dat de heilige profeet Muhammad, profeet van de Islām, afstamt van Ismaël. Als inderdaad Izak geofferd had moeten worden, van wie o.a. de profeten Mozes en Jezus afstammen, zouden ongetwijfeld onze Joden– en Christenbroeders dit offer herdacht hebben.

Gezien het bovenstaande vinden wij het daarom vreemd dat Gen. 22:2 en Hebr. 11:17 Izak, ten tijde van het offer, als enige zoon van Abraham aanduiden.

Bronnen:
- De Heilige Qur’
ān
- De Bijbel, editie Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem, 1984


DE AFSCHEIDSPREEK VAN DE HEILIGE PROFEET MUHAMMAD

Dit was de laatste grote preek die de profeet Muhammad hield. Het vond plaats tijdens zijn afscheids-bedevaart, op de vlakte van Arafat.

“Alle lof komt Allāh toe. Wij prijzen Hem. Wij zoeken Zijn hulp en vergeving en wij wenden ons tot Hem. We zoeken onze toevlucht tot Allāh van het kwaad in onszelf en van de kwade gevolgen van onze eigen daden. Niemand kan misleid worden als Allāh hem leidt en er is niemand die goed geleid kan worden als Hij hem op een dwaalspoor zet. Ik getuig dat er geen god is behalve Allāh, zonder deelgenoot. Ik getuig dat Muhammad Zijn dienaar en Zijn boodschapper is.

Ik raad u aan, dienaren van Allāh, om Hem te gedenken en ik spoor u aan om Hem te gehoorzamen.

O mensen, luister naar mij want ik heb een boodschap voor u, want ik weet niet wanneer ik weer de gelegenheid zal krijgen om u na dit jaar op deze plaats te ontmoeten.

O mensen, waarlijk jullie leven, jullie bezit en jullie eer zijn heilig en onschendbaar voor jullie tot jullie voor jullie Heer verschijnen, zoals deze dag, deze maand en deze stad heilig voor jullie zijn. Jullie zullen zeker jullie Heer ontmoeten en Hij zal jullie over jullie daden ondervragen. Heb ik de boodschap overgebracht? O Heer, wees mijn getuige!

Daarom moet ieder die wat in bewaring heeft gekregen het teruggeven aan degene, die het hem heeft toevertrouwd.

Weet, dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen misdaden. De zoon is niet verantwoordelijk voor de misdaden van zijn vader en de vader is niet verantwoordelijk voor de misdaden van zijn zoon.

O mensen, luister naar mijn woorden en zorg dat je ze goed begrijpt. Jullie moeten weten dat de Muslim de broeder is van de Muslim en dat de Muslims een broederschap vormen. Niets van zijn broeder is voor een Muslim toegestaan, behalve wat hij hem zelf toestaat. Daarom moeten jullie jezelf geen onrechtvaardigheid aandoen en jezelf niet onderdrukken. O Heer, heb ik de boodschap overgebracht?

Ziedaar, alle onwetendheid is onder mijn voeten neergelegd. Het bloed van de wraakacties van de (pre-Qur’ānische) dagen van onwetendheid zijn kwijtgescholden.

O mensen, waarlijk de satan is teleurgesteld, omdat hij ooit in jullie land is aanbeden. Maar hij is gelukkig dat hij door jullie daden, die jullie als kleinigheden beschouwen, gehoor-zaamd wordt. Let daarom in jullie godsdienst op hem.

Waarlijk, ik heb bij u iets duidelijks achtergelaten en als jullie je daaraan vasthouden zullen jullie nooit verdwalen – dit is het Boek van Allāh en het voorbeeld (de sunna) van Zijn boodschapper.

O mensen, wees jullie van Allāh bewust. En zelfs als een verminkte Abessijnse slaaf jullie leider wordt, luister dan naar hem en gehoorzaam hem, zolang hij het Boek van Allāh instelt en het uitvoert.

Luister naar mij. Aanbid uw Heer en Onderhouder, verricht uw vijf dagelijkse salāt. Vast jullie maand (de Ramadān). Maak de bedevaart naar jullie Huis (de Ka’bah) in Mekka.

Betaal gewillig van jullie bezit de zakāt en doe alles wat ik jullie beveel. Dan zullen jullie het Paradijs van jullie Heer en Onderhouder binnentreden.

Waarlijk, jullie zullen jullie Heer en Onderhouder ontmoeten en Hij zal jullie over jullie daden ondervragen. Dwaal niet op zo’n manier af, nadat ik ben weggegaan, dat sommigen de nekken van anderen omdraaien. Heb ik de boodschap overgebracht?

O mensen, waarlijk, jullie God en Onderhouder is één en jullie voorvader is één. Jullie stammen allemaal van Adam af en Adam is uit aarde gemaakt.

Een Arabier is niet beter dan een niet-Arabier; noch is de blanke man beter dan de zwarte of de zwarte beter dan de blanke man; behalve dan door het Godsbewustzijn (taqwa) dat hij verkregen heeft. Waarlijk, de edelste onder jullie is degene met de meeste Godsbewustzijn. Heb ik de boodschap overgebracht?”

“Ja, o Boodschapper van Allāh,” antwoordden de metgezellen.

Uit: Islam de natuurlijke weg, uitgeverij Noer te Delft, 1995


'REISAVONTUUR'

“Ik moet volgende week vrijdag voor een week naar India. Mijn reisbureau zou een visum voor mij aanvragen, maar toen de meneer vorige week vrijdag naar de Ambassade ging, bleken de regels anders te worden toegepast. Mensen met een moslim achternaam moeten persoonlijk het visum gaan aanvragen, dus gingen wij vandaag samen naar de Ambassade.

De mensen keken me aan, keken naar mijn naam, gingen overleggen en zeiden toen dat ik geen visum zou kunnen krijgen op dit moment. Zij kunnen het niet beslissen, de aanvraag moest eerst naar New Delhi worden verstuurd en dan heb ik over een maand antwoord. Al mijn 3 namen (2x voor- en 1x achternaam) brachten ze in verband met Pakistan. We hebben aangegeven dat ik er geen banden mee heb, uit Suriname kom e.d. maar met mij weigerden ze te praten, alleen met de reisagent. Dus is de reisagent in een aparte kamer gaan praten met hun en toen moesten ze even nadenken. Ik heb mijn visitekaartje afgegeven, waaruit blijkt dat ik voor de overheid werk. Dat bracht wat vertrouwen en we hebben 3 uren moeten wachten totdat ze besloten dat ik het visum dan niet voor 6 maanden kreeg, maar voor 3 maanden. 1 maand was voor mij voldoende, dus gingen we akkoord.

Dat was even grappig om te zien dat er van hogerhand is aangegeven dat men verscherpt moet handelen, alleen was het beleid daarvoor nog niet utgestippeld. Ik was de eerste over wie ze echt struikelden. Men kijkt naar de naam in het paspoort, naar de foto en dan naar de persoon die voor hen staat (ongeveer 5 keer). Daarna doen ze dat met z'n tweeën en vervolgens zegt één van hen dat het misschien een vals paspoort is en de namen wel iets Pakistaans hebben. Mooie manier om te screenen!”

I.P.A., Den Haag


Colofon

Redactie
:

Medewerkers aan deze editie:

Abonnementen / reacties / inzendingen:

Internet:

 

Inzendingen voor de volgende editie dienen uiterlijk 30 april 2002 te worden ingeleverd.

Overname uit De Dageraad is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.

De Dageraad is een uitgave van het Instituut voor Islamitische Studies en Publicaties (IVISEP).

De Dageraad is een voortzetting van: