HOOFDSTUK 76 Al-Insaan of Ad-Dahr (DE MENS)

GEOPENBAARD TE MAKKAH 2 Pragrafen en 31 verzen

Algemene opmerkingen:

Het vorige hoofdstuk toont de waarheid van de opstanding aan, die het geestelijk leven van de mens beduidt, terwijl dit over het bereiken van volmaaktheid handelt, die het wezenlijke doel van dat leven is. Bijgevolg wordt het De Mens genoemd, welke woorden in het eerste vers van het hoofdstuk voorkomen. Hier wordt aangetoond, dat er in het bereiken van volmaaktheid twee trappen zijn: de eerste trap is de volkomen onderdrukking van alle boze neigingen of de trap waarop de mens zondeloosheid bereikt; dit is echter niet het doel, waarnaar de geestelijke reiziger moet streven. Het doel ligt nog veel verder: het is een steile bergweg, gelijk het elders genoemd en hier kort aangestipt wordt. De pelgrim moet de moeilijkste taken durven volbrengen en verbazingwekkende daden van opoffering op Allah’s weg verrichten. De mening, dat het een Madinese openbaring is, is verkeerd.

Biesmiellaahier - Rahmaanier - Rahiem.

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

Paragraaf. 1 Het bereiken van Volmaaktheid.

1 Voorzeker, er is voor de mens een tijdperk geweest toen hij geen vermeldenswaardig ding was.

2 Wij hebben de mens uit een gemengde levenskiem geschapen en hebben hem horende en ziende gemaakt om hem op de proef te stellen.

3 Wij hebben hem de weg getoond, hij moge dankbaar of wel ondankbaar zijn.

4 Voorwaar, Wij hebben voor de ongelovigen ketenen, ijzeren halsbanden en een laaiend Vuur bereid.

5 Maar de deugdzamen drinken uit een beker (een drank) gemengd met Kamfer. 1368

6 De dienaren van Allah drinken uit een bron, welke zij in overvloed doen stromen.

7 Zij vervullen de gelofte, en vrezen een Dag waarvan het kwaad verstrekkend is.

8 En zij geven voedsel, uit liefde voor Hem, aan de armen, de wees en de gevangenen.

9 (Zeggende): "Wij voeden u slechts ter wille van Allah. Wij verlangen geen beloning noch dank van u.

10 Wij vrezen van onze Heer een moeilijke en drukkende Dag."

11 Daarom zal Allah hen voor het kwade van die Dag beschermen en zal hun blijdschap en geluk schenken.

12 En Hij zal hen voor hun standvastigheid belonen met een tuin en kleren van zijde.

13 Zich daarin nedervlijende op sofa’s zullen zij het noch koud noch te warm hebben.

14 En de schaduw der bomen zal dicht over hen zijn en de trossen fruit zullen gemakkelijk bereikbaar worden gemaakt.

15 En zilveren vaten zullen aan hen worden rondgereikt, en bekers

16 Kristalhelder, uit zilver, in de juiste maat vervaardigd.

17 En daarin zal hun een drank worden gegeven, vermengd met Gember. 1369

18 Van een bron genaamd: Salsabiel.

19 En jonge mensen, die niet verouderen, zullen om hen rondgaan (om hen te bedienen). Wanneer gij hen ziet, denkt gij het zij verstrooide paarlen zijn.

20 En waarheen gij ook kijkt, zult gij een zaligheid voelen en een groot koninkrijk aanschouwen.

21 Zij zullen klederen van fijne groene zijde en zwaar brocaat dragen en zilveren armbanden, En hun Heer zal hun een zuivere drank geven.

22 (Hij zal zeggen): "Dit is uw loon, omdat uw streven waardevol was."

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1368 Het woord Kafoer, dat in verband met de toestand der rechtvaardigen gebezigd wordt, is ontleend aan kafr, dat bedekken of onderdrukken betekent; het slaat op de totale uitdoving der aardse liefde en de volkomen onderdrukking van al de aardse begeerten dergenen, die uit de beker der liefde voor Allah hebben gedronken. Dit is de eerste trap in de geestelijke ontwikkeling van de mens, want eerst als de slechte neigingen van de mens volkomen onderdrukt zijn, is hij in staat om op de hogere trappen der geestelijke volmaking te komen. Zondeloosheid is overeenkomstig de Heilige Qoer-An niet het doel der volmaking; zij is slecht de eerste trap op de weg, die naar dat doel leidt.

1369 Dit is de tweede trap in de geestelijker ontwikkeling van de mens, wanneer hij, nadat de slechte neigingen onderdrukt zijn, de kracht (hier aangeduid door het woord gember) verkrijgt om de geestelijke hoogten te beklimmen.

Paragraaf. 2 Een ander Geslecht zal verwekt worden.

23 Voorwaar, Wij hebben de Qoer-An aan u bij gedeelten geopenbaard.

24 Waas daarom geduldig volgens het gebod van uw Heer en gehoorzaam niemand die onder hen zondig of ongelovig is.

25 En gedenk de naam van uw Heer ’s morgens en ‘s avonds.

26 En aanbid Hem gedurende (een deel) van de nacht en prijs Zijn eer gedurende een groot deel ervan.

27 Waarlijk, de ongelovigen houden van de voorbijgaande wereld en denken niet aan de zware Dag (des Oordeels).

28 Wij zijn het Die hen geschapen hebben en hun lichaamsbouw hebben gesterkt. En indien Wij willen, kunnen Wij hen door gelijksoortige schepselen vervangen.

29 Voorwaar, dit is een vermaning. Wie het daarom wenst, kieze een weg die tot zijn Heer leidt.

30 En gij 1370 zult niets anders willen dan hetgeen Allah wil! Voorwaar, Allah is Alwetend, Alwijs.

31 Hij laat tot Zijn barmhartigheid ingaan wie Hij wil, en voor de onrechtvaardigen heeft Hij een pijnlijke straf bereid.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1370 Zoals het verband duidelijk aantoont, wordt hier gesproken van de gelovigen; het vorige vers verklaart: wie wil, neemt tot zijn Heer een weg, en het hierop volgende heeft betrekking op de gelovigen, in de woorden: Hij doet wie Hij wil in Zijn genade ingaan. Het betekent, dat ware en oprechte gelovigern zich zo volkomen aan de Goddelijken wil hebben onderworpen en zo volkomen gelaten zijn, dat zij geen eigen begeerte hebben en zal hun begeerten in overeenstemming zijn met Allah’s welbehagen.